Notice: Undefined index: HTTP_ACCEPT_LANGUAGE in /home/dewegh/domains/deweghvanmeijlopseven.nl/public_html/modules/wbstats/class.count.php on line 115
De wegh van Meijl op Seven - De oude Sage vaan den Wegh van Meijl op Seven

De wegh van Meijl op Seven

De oude Sage vaan den Wegh van Meijl op Seven

De weg van Meijl op Seven is de weg van kronkelingen, ellende en dood.
Als ge dien weg overmoet, voorzie u dan van kruis en rozenkrans.
Want daar waart de schim rond van den Dolenden ridder.
Op klare dagen en in heldere nachten zult ge hem niet zien .
Maar als  in sombere nachten de mist strijkt over het Peelvlak, of als des nachts de regenvlagen woeden. Dan voert hij u van den weg af.
Dan is ’t of zijn geest een noodkreet slaakt over het moeras.
Even hoorbaar in de verte klinkt die soms over de vlakte. Die stem verlokt uw hulpbetoon.
Laat u niet verleiden door dien klaagtoon? Want zijt gij eenmaal afgeweken dan dien weg , dan klinkt de klacht steeds verder.
Ongemerkt betreed ge het Dolle Moer dat onder uw voeten telkens wegzinkt, totdat het tenslotte over uw enkels heen sluit.
Dieper, al dieper, zinkt ge dan weg totdat het tenslotte het u in zijn boezem wegzuigt.
De verstikkingsdood is dan uw einde en geen sterveling zal uw lijk vinden in het Dolle Moer.
Dat is het werk van de schim van den Dollenden Ridder, die voor eeuwen zelf zijn graf vond in de Peel.

Wilt ge weten hoe dat kwam? Luister dan.
Vanaf de Maaskant had hem den rooflust over den Peelbaan gedreven .
Zoo kwam hij met zijn makkers aan de overzijde op den Brabantschen zand en brandschatte er in den donkeren nacht de Peelboertjes.
Maar deze bliezen alarm op vlierstokken en brobbelskannen en ze staken een turfmijt in brand om den omgeving te wekken.
Zoo begreep ieder waar het gevaar dreigende was.
Van alle kanten kwam het volk gewapend met vlikschuppen *), turfspaaien en dorschvlegels opdagen.
De ridder met zijn mannen kreeg het al gauw benauwd tegen de overmacht.
Een wilde vlucht in den donkeren nacht in de richting van het Peelvlak ontstond.
Het landvolk achtervolgde den troep .En menig soldaat liet onderweg zijn leven onder de slagen der boeren .
Telkens slonk het troepje.
Tenslotte bleef alleen de ridder met zijn schildknaap over
Deze galoppeerden in woeste vaart over het Dolle Moer.
Aan de overzijde zijn ze nooit gekomen.
Met het gestolen goud zijn ze verdrongen in het moeras.
Nog heden ten dage heet de buurtschap waar zij roofden “De Schelm “.
Sindsdien is de weg van Meijl op Seven niet meer veilig op mistige dagen en in donkere nachten.
De wraak van den ridder lokt dan de reizigers op ’t dwaalspoor.
Wie meelij koestert met zijn angstkreet, zinkt, evenals hij voorheen, weg in de onbegaanbare moerassen.
Maar eenmaal zal de tijd komen dat men den ridder met zijn schatten en zijn gouden sabel wedervindt.
Dan zal den weg van Meijl op Seven weer veilig zijn als voorheen.
Want dan zal het Dolle Moer uitdrogen en begroeien.
Hij, die den schat vindt zal rijk zijn als niemand rondom de Peel!
Aldus heeft Johannus van Leliëndaal **) voorspeld.
*) Kleine, kromgebogen spaden, waar men turf mee stak.
**) Verwijs naar het groot Limbugsch sagenboek uitgegeven door J.W.Sinninge in 1938
.
De eigenlijke profetie getiteld “zedige voortzeggingen op desentegenwoordigen tijd”door Joannus van Leliëndaal, priester en de prior in’t order van Sint Augustinus tot Uytrecht was een mystificatie, geschreven door Joannus Ludolphus van Craywinkel, assistent proost van het klooster Leliëndaal te Mechelen, later pastoor te Oeleghem in de Kempen  ( +/- 1679).
Wat onder het volk als profetie van Joannus van Leliëndaal doorgaat, heeft slechts de naam met deze “voortzeggingen” gemeen. Het zijn volksprofetiën die wij op vele plaatsen ontmoeten.

De Dollende Ridder is opgegraven door een turfgraver.
De vindplaats was in het diepveen, dicht bij den ouden weg van Meijl op Seven.
Het was een Romeinse veldheer uit de IV eeuw.
De zilveren Helm, schoenen, eenige munten, waaronder de jongste van keizer Konstantijn, berusten thans, door de goede zorgen van Dr. Holwerda in het Leidsche museum.
1600 jaar lang heeft de overlevering van een geschiedkundig feit geleefd onder de Peellanders.

Enkele maanden vóór de vondst had historicus A.F. van Beurden (1857 – 1934 ) uit Roermond, landmeter van beroep, in het tijdschrift “Buiten” het verhaal van deze sage beschreven.